Salve Napels, sei cosi bella! Ik moet je eerlijk bekennen dat de woorden uit de koker van google translate komen en niet uit mezelf. Sinds twee weken ben ik met Duolingo in de weer om me het Italiaans machtig te maken en ik hoopte eerlijk gezegd al wat verder te zijn. Een gevalletje van was ik maar eerder begonnen. Maar goed het mag de pret niet drukken. Je kwam ook pas laat bij ons in het vizier. De reden? We hebben in de loop der jaren al diverse Italiaanse steden bezocht. Afgelopen zomer waren we nog in Padua (waar ik oa de blog Napret over schreef) en twee jaar daarvoor in Turijn. Wat zou jij daar nog aan toe kunnen voegen? Een voetbalwedstrijd! Nooit geweten dat Italië en Engeland geen winterstop kennen. En het toeval wilde (of niet) dat op zondag 29 december Napoli – Venezia op de planning stond. We waren gelijk verkocht want als je het hebt over een Italiaanse club met een rijke geschiedenis dan heb je het over Napoli. Een club die diepe dalen kende maar ook hoge pieken. Een club die onlosmakelijk verbonden is met één van de grootste voetballers aller tijden: Diego Armando Maradonna. Een wedstrijd in het stadion dat nog maar sinds vier jaar de naam draagt van de grootmeester, dat leek ons wel wat. En zo geschiedde.
Gelukkig was er daarvoor nog genoeg tijd over om jouw stad te ontdekken en dat is een ware must voor cultuur- en oude meukliefhebbers. Jouw geschiedenis gaat terug tot de 8ste eeuw wanneer de Grieken jou ontdekken. Allereerst zijn het kolonisten uit Rhodos die zich er settelen en jou de naam Parthenope (oude stad) geven. Een andere groep kolonisten sticht een tweede nederzetting en noemt het Neapolis (nieuwe stad). Van daaruit word je één van de belangrijkste steden in de Magna Graecia, het zuidelijke Italië dat dan volledig in handen is van de Grieken.
Een paar eeuwen later zijn het de Romeinen die de scepter zwaaien en nog veel later de Spanjaarden, Oostenrijkers en Fransen. Ze drukten ieder een stempel op jou waarvan we veel sporen nu nog terugzien in jouw straatbeeld. Zoals de vele piazza’s waarvan het verhaal van het Piazza del Plebuscito wel de mooiste is. Aan dit plein liggen het Palazzo Reale en de Chiesa San Francesco. Lang was het een vergeten plek, het diende zelfs jarenlang als parkeerplek. In de jaren negentig besloot het gemeentebestuur om dit plein weer haar all’ure terug te geven. Naast de prachtige gebouwen wordt het tegenwoordig regelmatig gebruikt voor feesten, optredens en concerten. Daarmee doet het zijn naam weer eer aan.
Vanuit het Piazza del Plebuscito loop je via een paar straten richting de boulevard waar je een prachtig uitzicht hebt op zee, de Vesuvius en Castel dell’Ovo. Je kunt de hele boulevard aflopen die 4 km meet. Naast luxe hotels vind je er veel eettentjes waar je een heerlijke pizza of pasta kunt eten en ondertussen naar de zee of de mensen bekijkt die langslopen. Bij Regina Margherita aten we – hoe kan het ook anders – een pizza margherita. Nog nooit zo'n lekkere pizza gegeten. In de kleine haven bij het kasteel heb je een paar wat luxere restaurants. Binnen een half uur ben je lopend weer in hartje centrum waar van alles te doen is. Wil je shoppen? Dan kun je goed terecht bij Via Toledo en de omliggende straten.
Toch wat meer geschiedenis opsnuiven? Ga dan naar de Spaccanapoli. Deze straat is om meerdere reden interessant. Allereerst fungeert het als een liniaal door de stad. Het deelt de stad letterlijk en figuurlijk in tweeën en is lijnrecht. De straat is in werkelijkheid een stuk smaller dan op de kaart. Aan deze straat vind je veel oude gebouwen, kerken en kloosters. Let wel op want door de drukte en de nauwe straat loop je zo voorbij al het moois. Duik ook eens een paar zijstraten in. In de Biaggio dei Librairi vind je bar Nilo waar je los van de heerlijke koffie ook het Diego Armando Maradona-altaar vindt. Overal in de straten vind je overigens de afbeelding van Maradona en de blauwe vlaggetjes van Napoli.
Nog een aanrader is de Via San Gregorio Armeno, de kerststraat die het hele jaar geopend is. Hier vind je oneindig veel kerststallen. De Napolitanen hebben het niet zo op kerstbomen (die heb ik ook weinig gespot) maar wel op kerststallen. Je vindt er kleine en grote die net zo goed in een museum passen. Heel veel handwerk dus. Om de stad op een andere manier te ontdekken boekten we een tour bij Baja Bikes. Met een groep Nederlanders doken we op zaterdagochtend met gids Salvatore de verkeerschaos van Napels in. Om dit te kunnen overleven adviseerde Salvatore dat we ons als een slang door de stad moesten bewegen. Dus niet naast elkaar fietsen maar achter elkaar en vooral dicht op elkaar. Zodra je een meter ruimte laat zou er een scooter of auto tussen kunnen schieten. We dachten dat het wel meeviel maar niets was minder waar. Het verkeer in Napels is eigenlijk met één woord samen te vatten: wetteloos. Regels kennen ze hier praktisch niet. Voor een stoplicht in een drukke straat wordt wel gestopt maar zebrapaden hebben hier totaal geen zin. Rotondes bestaan hier niet uit één rij auto’s maar uit meerdere.
Het leuke van een fietstour is dat je in korte tijd op verschillende plekken in de stad komt. Van het oude centrum naar de boulevard en weer terug naar een bijzonder gebouw: de Galleria Umberto. Deze chique winkelpromenade kent vier ingangen en is overdekt met glas. Het was aanvankelijk voor de rijke Napolitanen. Tot een paar decennia geleden had het geen goede naam vanwege de vele daklozen, drugsverslaafden en criminaliteit. Inmiddels is het een plek dat toegankelijk is voor iedereen. Zo zie je op meer plekken dat de stad een upgrade heeft gehad en het imago van het duistere verleden langzaam wegebt.
Napoli is niet alleen overdag levendig maar ook in de avond. Veel mensen zijn op straat om nog wat boodschappen doen of te winkelen (de winkels zijn tot een uur of negen open), zoeken een restaurant of bar op waarvan de meeste ook een buitenterras hebben waar veel gebruik van wordt gemaakt.
Op zondag maakte een gezonde spanning zich van ons meester toen we richting het stadion liepen voor de wedstrijd Napoli – Venezia. Het stadion dateert van eind jaren vijftig en bevindt zich in de volkswijk Fuorigrotta, een voorstad van Napels. Het laatste stuk legden we af via metro waarin we als sardientjes in een blik vol Napoli fans stonden. Bij het stadion geen luxe merchandise winkels maar losse kraampjes waar shirts, sjaals en mutsen te vinden waren. Terwijl we in de rij stonden hoorden we al één van de lijfliederen van Napoli: Life is Life van Opus. Op dit nummer liet Diego Armando Maradona (met losse veters) in 1989 zijn voetbalkunsten zien tijdens de warming up van de halve finale van de UEFA cup tussen Bayern München en Napoli. Samen met bijna 51.000 supporters schreeuwden we Napoli naar de overwinning. Het was pas in de tweede helft van de tweede helft dat we het eerste en enige doelpunt konden vieren. Het mocht de pret niet drukken.
Na afloop vielen we voor de charmes van taxichauffeur Pietro met zwarte leren jas, strak naar achteren gekamd gitzwart haar en een kleine snor. Hij stond samen met zijn vader te wachten op klanten en had net de wedstrijd via zijn telefoon gevolgd. We kwamen als geroepen. Het was wel een beetje proppen met z’n vijven in een normale taxi. Het busje van zijn vader zat al vol en de stroom supporters die het stadion verlieten was nog niet op z’n eind. Veel keuze was er dus niet wilden we een beetje snel in het centrum terug zijn.
De 26-jarige Pietro deed zijn best. Al toeteren en wijzend navigeerde hij de taxi door het chaotische verkeer van Napels. Daar waar een gaatje was daar was ook onze taxi. Ondertussen probeerden we in gebrekkig Engels (hij ) en gebrekkig Italiaans (wij, was ik nou toch maar eerder begonnen met Duolingo) een beetje te kletsen. Over Napoli, het drukke verkeer, Napels en Nederland waar hij nog nooit was geweest. Hij deed me qua doen en laten denken aan Rino Cerullo, de oudere broer van Lila uit de Geniale vriendin van Elena Ferrante. Heelhuids bracht hij ons naar ons hotel om daarna weer in volle vaart op te gaan in het Napolitaanse verkeer.
En toen was alweer de laatste dag van onze stedentrip in Napoli aangebroken. Deze besteedden we iets buiten de stad, in Ercolano om precies te zijn. Deze plaats is net als Pompeï getroffen door de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Christus. In tegenstelling tot Pompeï is Ercolano dat toen nog Herculaneum heette niet bedolven onder as en puimsteen maar onder een dikke laag lava en modder. Karel van Bourbon, van 1735 tot 1759 koning van Napels, liet grootschalige opgravingen doen. Het was het begin.
Door alle opgravingen kun je anno nu nog door het dorp lopen waarvan veel bewaard is gebleven. De villa’s van de rijken, drie thermengebouwen, de arbeidershuisjes waar toen al loodgieters, pottenbakkers en bakkers actief waren en een school. Je kunt bijna overal in waardoor je een goed beeld krijgt van hoe het leven zich hier heel vroeger heeft afgespeeld. De straten met speciale voetgangerspaden vond ik zelf heel bijzonder en de vier openbare fonteinen op de kruispunten waar inwoners vroeger water haalden en bijkletsen met dorpsgenoten. Het meest bijzondere en gruwelijke tegelijk zijn de boothuisjes waar nog de lijken liggen van 300 dorpsbewoners die daar destijds wachtten om te worden gered. De boten kwamen te laat aan. Het gehele complex is een stuk kleiner dan Pompeï waardoor je het binnen een paar uur kunt bezoeken.
Napoli: wat ben je prachtig en levendig! We hebben nog niet alles gezien dus komen nog wel een keer terug om jouw stad en de omgeving (Amalfikust en de eilanden) verder te ontdekken. Het zou mooi zijn als er dan wat is gedaan aan het zwerfafval (dat vind je overal in de stad) en de graffiti (ook overal in de stad en dan vooral op oude gebouwen wat ik de allure van het gebouw niet ten goede komt). Zullen we dat afspreken?